kopaleida

robbert-jan henkes

ALEIDA SCHOTPRIJS 2018



programma


Openingswoord (16.00 uur)
Michel Krielaars, voorzitter

Muziek
Amsterdam Jeugd Kamer Orkest (AJKO)
D. Sjostakovitsj, Strijkkwartet No. 8 (I. Largo, II. Allegro molto, III. Allegretto)

verslag van de jury

Toen in april 2016, precies twee jaar geleden, Bij mij op de maan verscheen, wisten beide juryleden, onafhankelijk van elkaar, eigenlijk meteen al dat dit dé kandidaat was voor de komende Aleida Schotprijs. Het heeft wat langer geduurd dan anders voordat de prijs uitgereikt kon worden, maar de kandidatuur van Bij mij op de maan bleef gehandhaafd – er zijn naar het oordeel van de jury de afgelopen jaren geen vertalingen uit een van de Slavische literaturen verschenen die zich konden meten met deze uitgave.


Robbert-Jan Henkes, de vertaler van Bij mij op de maan, heeft zich tot op heden minder in de slavistiek bewezen dan op het gebied van andere talen, het Duits en in het bijzonder het Engels. Samen met zijn vaste medevertaler Erik Bindervoet vertaalde hij onder meer De laatste dagen der mensheid van Karl Kraus, met zijn bijna duizend pagina’s het langste toneelstuk dat ooit geschreven is, en zo ongeveer het verzameld werk van James Joyce, waaronder het volumineuze Ulixes en het onvertaalbaar geachte Finnegans Wake.

Met zijn Bij mij op de maan heeft Henkes zich echter, mede op grond van eerdere, maar minder opvallende vertalingen uit het Russisch, in het bijzonder proza en poëzie van Anatoli Mariëngof, ook een belangrijke plaats verworven in de wereld van de vertalers uit de Slavische literaturen. Het boek, volgens het nawoord van de vertaler ‘gebaseerd op vijfentwintig jaar lezen en luisteren’, maar zonder twijfel ook op vijfentwintig jaar proberen te vertalen, vertalen, veranderen, opnieuw vertalen, aanpassen, definitief vertalen, is een ongekend uitvoerige verzameling Russische kinderpoëzie, van oeroude slaap- en wiegeliedjes tot en met de kindergedichten van vermaarde auteurs als Aleksander Poesjkin, Vladimir Majakovski en Daniil Charms.

Wie zich als vertaler op kinderpoëzie stort moet van goeden huize komen. Buitengewoon belangrijk in kindergedichten in willekeurig welke taal zijn het ritme en het rijm en als je daar in de taal waarin je vertaalt geen goede equivalenten voor kunt vinden valt je vertaling min of meer dood.

Je hebt daarentegen meer vrijheid op het gebied van de betekenis. Kinderwoorden en onzinwoorden bestaan in je eigen taal net zo goed als in de taal waaruit je vertaalt en vaak kun je straffeloos, of beter nog, vaak moet je gewoon om tot een goede vertaling te komen woorden gebruiken of toevoegen die in de oorspronkelijke tekst niet staan. Als ritme en rijm maar kloppen en de woorden die een andere betekenis hebben of die je toevoegt maar passen in het hele gedicht. Als voorbeeld het gedicht ‘Tarakanisjtjse’ van de bekende dichter van kinderpoëzie in de Sovjettijd, Kornej Tsjoekovski. Het door Tsjoekovski bedachte Russische woord ‘tarakanisjtsje’ is afgeleid van het woord ‘tarakan’, ‘kakkerlak’ en betekent zoiets als ‘de allergrootste, allerverschrikkelijkste kakkerlak’. Henkes vertaalt het passend als ‘kakkerlakkerste’. Het gedicht begin met een aantal strofen van twee regels, waarvan de eerste in het Russisch luidt: ‘Jechali medevedi / na velosipede’, letterlijk vertaald: ‘Er reden beren / op een fiets’. Het direct pakkende rijm ‘medvedi / velosipede’ in twee ultrakorte regels van twee woorden elk is niet echt vertaalbaar. Henkes voegt ter wille van het rijm wat toe aan wat er in het origineel niet staat en maakt ervan: ‘Daar komen uit het niets / De beren op hun fiets.’ Weliswaar twee keer vijf in plaats van twee keer twee woorden, maar het ritme is gehandhaafd en de regels passen goed als eerste in een opsomming van een reeks dieren die achter de beren aan komen zetten. Daaronder bevindt zich een kat. In het Russisch: ‘A za nimi kot / Zadom naperjod.’ Letterlijk: ‘En achter hen aan de kat, met zijn achterste naar voren.’ Henkes: ‘En met zijn spitse oren / De kat achterstevoren.’ Ook hier een toevoeging ter wille van het rijm, maar de vertaling past binnen het geheel. Zoals vaker in kindergedichten leidt of dwingt het rijm tot grappige of absurde beelden.

Tsjoekovski heeft in het Russisch voor het woord ‘komariki (‛mugjes’) het rijmwoord ‘sjarike’ (‘ballonnetje’). Letterlijk: ʻEn achter hen mugjes / op een luchtballonnetje.’ Henkes maakt ervan: ‘En een muggenbataljon / In een hete luchtballon.’ Fraai is ook het eenregelige ‘Zajtsjiki v tramvajtsjike’, letterlijk ‘de haasjes in een trammetje’, dat Henkes mooi uitbreidt tot ‘De haasjes in hun hemmetje / In het gemeentetrammetje.’ En dan:

Plots komt uit de grote poort
Een sprietig monster, ongehoord,
Een reus van een rooie bullebak,
Het is de Kak-ker-lak!
Kakkerlak, Kakkerlakker,
Kakkerlakkerste!

Het vereist veel fantasie en taalgevoel, misschien zelfs ook ouderschap, om de Russische wereld van het kind in de vertaling niet verloren te laten gaan, maar om te zetten in de Nederlandse wereld van het kind. Het Nederlandse wiegelied kent weliswaar niet het in het Russisch bijna verplichte ‘bajoe-bajoeski-bajoe’, maar ook als dat in de vertaling gehandhaafd wordt kan er een ‘echt’ wiegelied ontstaan:

Bajoe-bajoe-baai,
Vijftien kauwen en een kraai
Gingen zitten op ons hek,
Rooie dassen om hun nek.
Hekje ging van kraak-kraak,
Masja gaat van slaap-slaap.
Masja’s ogen vallen toe,
Zij is moe, bajoe, bajoe.


In een prozavertaling kun je versjes of aftelrijmpjes in de oorspronkelijke taal vaak wel vervangen door een Nederlands equivalent, bijvoorbeeld ‘Iene, miene, mutten, / Tien pond grutten, / Tien pond kaas, / Iene miene mutten is de baas.’ In een boek van vertaalde kindergedichten kan dat natuurlijk niet en moet je de oorspronkelijke, in het eigen taalgebied vaak overbekende, rijmpjes echt vertalen, maar natuurlijk wel zo dat hun karakter gehandhaafd blijft. Henkes slaagt erin vertalingen te maken die je zo in de Nederlandse kinderpoëzie zou kunnen opnemen.

Regen, regen, regen hard,
Regen grijs en regen zwart.
Onder mijn houten dakje
Krijg jij een zoet gebakje,
En een appel en een peer,
Regen regen, op ons neer.


De grote rijkdom aan kinderpoëzie in de Russische literatuur is voor een deel te verklaren door de strenge censuur in de Sovjettijd, toen dichters hun werk vaak niet konden publiceren en uitweken naar de kinderliteratuur om toch met literaire arbeid in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

Bijna vier vijfde van Bij mij op de maan bestaat uit kindergedichten uit de twintigste eeuw. Maar ook de negentiende eeuw heeft heel wat opgeleverd. Henkes heeft een aantal fabels van Ivan Krylov opgenomen en, vanzelfsprekend, ook een aantal gedichten van Poesjkin, wiens berijmde sprookjes tot de evergreens van de Russische poëzie behoren.

Een ervan is het sprookje van tsaar Saltaan, vóór Henkes al door vier andere vertalers in het Nederlands vertaald. In de eerste strofe, waarin verteld wordt dat drie zusjes bij elkaar zitten en hardop mijmeren over wat ze zouden doen als de tsaar met hen zou trouwen, introduceerde Karel Stroombergen, alias Paul Rodenko, de driemaal herhaalde regels met schitterend rijm ‘Mocht het zijn, dat ik Tsarin word, / Dat ik door de Tsaar bemind word’, maar heeft wel vier regels meer nodig dan Poesjkin in zijn veertienregelige strofe. Een andere vertaler voegt het absoluut niet in de context passende woord ‘berouw’ toe omdat hij iets nodig heeft dat rijmt op ‘vrouw’. In zijn versie slaagt Henkes erin zich te beperken tot Poesjkins veertien regels en diens lapidaire stijl, er niets bij te verzinnen en ook de drie zusjes nagenoeg dezelfde inleidende woorden te laten uitspreken.



Voor het raam bij avondval
Zaten zusjes, drie in tal.
Zei de eerste van de vrouwen:
‘Wanneer ik de tsaar zou trouwen,
Maakte ik een feestmaaltijd
Voor de hele christenheid.’
Zei haar zusje in vertrouwen:
‘En als ik de tsaar zou trouwen,
Spon en weefde ik meteen
Lakenstof voor iedereen.’
Zei de jongste van de vrouwen:
‘Wanneer ik de tsaar zou trouwen,
Schonk ik hem voor op de troon
Dadelijk een heldenzoon.


Van de dichters van de twintigste eeuw is in Bij mij op de maan de al genoemde Kornej Tsjoekovski ruim vertegenwoordigd. Aan zijn werk zijn, net als aan dat van een andere bekende kinderdichter, Samoeil Marsjak, zo’n zeventig pagina’s gewijd. Van de laatste is het miniatuur-gedicht ‘Twee muizen’.



Twee muizen zitten in een hoekje.
Zegt de een: – ik wil een boekje:
Wat er staat wil ik niet weten,
Maar ik wil het dolgraag eten.


De jury heeft extra zorgvuldig gekeken naar de vertalingen van een andere goed vertegenwoordigde dichter, de absurdist Daniil Charms, die tijdens zijn leven ten gevolge van de censuur alleen zijn literatuur voor kinderen kon publiceren. Een van de juryleden had bijna twintig jaar geleden ook een aantal kindergedichten van Charms vertaald, die zelfs een rol hadden gespeeld in de toekenning van de Aleida Schotprijs aan hem. De verschillen tussen beider vertalingen zijn soms groot: waar de een voor het rijm een ‘vers kadetje’ nodig heeft, vertaalt de ander dezelfde Russische woorden met ‘op sap gezette koolraap’, maar dat kan en mag allemaal natuurlijk.

De Charms-vertalingen van Henkes kunnen zich meten met wat er eerder van Charms in het Nederlands is verschenen. Een proeve van zijn vertaling van een van die absurdistische gedichten van Charms, met de titel ‘I. van de Bijl’:

I. van de Bijl ging ’s morgens op jacht.
Zijn poedeltje volgde en sprong uit de teil.
Als een blok viel I. van de Bijl in de gracht.
En zijn poedeltje zonk in de beek als een bijl.

I. van de Bijl ging ’s morgens op jacht.
Zijn poedeltje volgde en sprong als een bijl.
Met een blok viel I. van de Bijl in de gracht.
En zijn poedeltje zonk als een beek in de teil.

I. van de Bijl ging ’s morgens op jacht.
Zijn poedeltje viel van de beek in de teil.
Als een blok zonk I. van de Bijl in de gracht.
En zijn poedeltje sprong in de beek op de bijl.


Bij mij op de maan bevat niet alleen een groot aantal Russische kindergedichten in een vaak briljante vertaling, maar is ook een voortreffelijke uitgave in die zin dat er een uitstekend en uitvoerig nawoord van de vertaler is opgenomen. Ook heeft deze aangegeven welke vertalingen van Russische kinderpoëzie er eerder in het Nederlands zijn verschenen en is er een lijst van gebruikte literatuur en van alle Russische titels van de vertaalde gedichten. Het boek is een sieraad voor de Nederlandse slavistiek, dat de jury van harte aanbeveelt voor de Aleida Schot-prijs 2018.

De jury
Arthur Langeveld
Willem G. Weststeijn



uitreiking van de aleida schot-prijs



dankwoord

Robbert-Jan Henkes

de verdomde telefoon, of: hoe de vertaler vertaler werd

Eén

– Onmogelijk! Onmogelijk!
’t Is niet te doen
Met goed fatsoen,
’t Is onbehorelijk!
’t Is niet om aan te horen of te zien –
Onorelijk!
Onogelijk!

– Wat dan? Wat dan?
– Nou gewoon,
Die telefoon,
Die verdomde telefoon.
– Die telefoon?
– Die telefoon.
– Wat is er met die telefoon?
– Die is onhaalbaar
Onvertaalbaar,
Onmogelijk gewoon.

– Hoezo dan?
– Zozo dan:
Kijk. Hier staat het, dat hij ging,
Dat ding,
Daar begint het mee.
Heb jij enig idee?
– Eitje: De telefoon ging
Van tringelingeling,
De ouwe beltoon,
Heel gewoon
Voor een prehistorische draaischijftelefoon
Uit de tijd van diesel, wijde pijpen en van gas.
– Leuk, maar dacht je soms dat dat het was?
Dacht je dat dat alles was?
Jongen, hier begint het pas!
Want er staat,
Letterlijk en etterlijk en retteketet-ketetterlijk:
Bij mij thuis ging de telefoon.
– Wie spreekt er?
En wie denk je? Wie-o-wie? Luister, komt-ie:
– De olifant!
– De olifant?
– De olifant!
– Maar dat rijmt toch niet?
Dat rijmt toch nergens op?
– Precies! De spijker op z’n kop!
Het rijmt niet en het loopt niet
Het lijmt niet en het knoopt niet,
Het hinkelt en het krinkelt,
Het hobbelt en het bobbelt,
Het hompelt en het strompelt,
En het slaat compleet,

voor geen reet,

helemaal totaal

nergens nergens nergens op!

Al staat het daar,
Het is niet waar.

– En in het origineel?
In het oorspronkelijk,
Is het daar ook zo’n kronkelijk-boomstronkelijk
Niet-rijmend pronkjuweel
Waar je geen rijm of rede,
Schoonheid of schoonheden
Of iets voortstuwend onherroepelijks in ziet?
– Natuurlijk niet
In het orzjineel oorspronkelijke staat:

У меня зазвонил телефон.
– Кто говорит?
– Слон.

En ‘slon’ dat rijmt op ‘telefon’,
Dat hoor jij zelfs misschien wel.
Maar rijmt telefoon op olifant?
Voor geen meter. Van geen kant.
Niet voor alle duivels in de hel
Of in het land.

– Maar... was het dan wel de olifant?

Of is bij jou hier aan de telefoon (Ik noem maar wat) de rode poon?
– Nee, het was de olifant.
– Was het een kloon?
– Nee, het was de olifant.
– Was het een onbekend persoon?
– Nee, het was de olifant.
– Of wacht, was het misschien zijn zoon?
– Nee, het was de olifant.
Zijn zoon komt later.
– Zeker weten?
– Zeker weten.
Lees maar wat er staat: het staat er.
Zover zijn we:
Tringtring.
De telefoon ging.
– Wie daar?
Nou? Enig idee? Wie zou het zijn? Zeg jij het maar.
– Wie daar? Eh, de ooievaar? De lepelaar?
De Heerser van het Russisch Rijk, Heer Tsaar
Draadloos uit een spoetnik-samowar?
Een leugenaar? Jouw moordenaar?
Max Havelaar met zijn kop melkboerenhondenhaar?
Een rammelaar? Een rijmelaar? Een rommelaar?
Niet één olifant misschien maar een olifantenpaar?
Je weet het niet, het kan, nietwaar?
Ik probeer je alleen maar wat te helpen
Met een suggestie hier en daar...
– Verdampt nogmaals, kun jij geen plaatjes kijken?
Waar moet dit, als ik je vragen mag, op lijken?
Is dit een olifant? Nou? Ja of ja?
– Mwaaah, dat is toeda-soeda...
Daar kun je over twisten.
Ik zou zeggen een ooievaar
Die door een tovenaar
Uit een ruig en Russisch land
Is omgebouwd tot olifant. Voilà.
Net wat het nog miste.
’t Is op het kantje,
’t Is op het randje
Maar als je ’t erin ziet
Is het misschien zo gek nog niet...
– Hé! Dat brengt me wel op een idee!
Tringtring.
De telefoon ging.
Tister aan de hand?
(Nee.)
Wie daar aan de andere kant?
– De olifant...

intermezzo

Om deze uitgeschreven monologue intérieur in dialoogvorm even te onderbreken: Telefoon van Tsjoekovski was een van de eerste gedichten die ik probeerde te vertalen, nu meer dan vijfentwintig jaar geleden. Ik heb er daarna ook nog een en ander aan gesleuteld, inmiddels bekend met het feit dat de schrijver zelf ook vertaler was en dat hij voor het schrijven van kindergedichten en dus ook voor het vertalen) dertien strikte geboden had opgesteld, geboden die weliswaar eigenlijk vanzelf spraken (als je de tekst getrouw vertaalde), maar toch hier en daar een ingreep noodzaakten, als ik bijvoorbeeld in m’n enthousiasme van vier regels er zes had gemaakt, of als ik al te zeer afdwaalde van de reële fantasieën en de fantastische realiteiten die er stonden. En nog steeds denk ik dat er wat te verbeteren valt. Misschien had ik het hierboven bijvoorbeeld niet over ‘de olifant’ hoeven hebben, maar had ik kunnen volstaan met het zakelijke ‘Olifant’ (in de zin van ‘Hallo. Met Olifant.’) Anderzijds doe je met veranderingen in gepubliceerde gedichten het leespubliek, vooral het jonge, geen plezier. Die zien het meteen als iets niet hetzelfde is, en dan klopt het niet meer, dan is het gewoon fout.

twee

– Hoeveel regels heb je al?
– Even tellen: één, twee, drie.
– Dat schiet op.
Dan is de finishlijn in zicht.
Dan is de race zowat gelopen.
Als je tenminste zonder fouten hebt geteld
En niet al te buitensporig hebt gezopen.
– Maar nu vraagt de veelgeplaagde hoofdpersoon
Uit regel één, aan de olifant over de telefoon
Waarvandaan die eigenlijk belt,
En de olifant geeft in het origineel,
Heel origineel, fundamenteel,
Heel rationeel en essentieel,
Functioneel en principieel
Hem antwoord met: Van de kameel.
– Van de kameel?
– Van de kameel.
– Dus: – Waarvandaan?
– Van de kameel.
– Exact. Klopt als een bus.
Bonustopvoordeel is hier:
Heel dat vermaledijde dier
Houdt in ’t vervolg zijn kamelensnuit.
– Dus waarvandaan
Maakt dan niet uit?
– Tuurlijk niet! Voor mijn part belt hij van de pelikaan,
De baviaan, de leguaan, de vogel zwaan of kraan
Of heel spontaan vanaf de ortolaan.
– Of, of bovenop de kerk, van bij de torenhaan.
– Onwaarschijnlijk, maar zou kunnen, neem ik aan...
Bonustopnadeel is in dit geval
Dat ‘Откуда? От верблюда.’
In heel Rusland, overal,
Voor heel de Hunnenhorde
Een onbeteugelde gevleugelde
Frase is geworden,
Die je voor de goede orde
Om zou moeten zetten in zoiets als:
‘Hoe weet je dat?’ ‘Van de kat.’
– Dat is niet mals!
Hoe maak je dan van ‘Waarvandaan?’
‘Hoe weet je dat?’
– Onmogelijk! Onmogelijk!
Onorelijk! Onogelijk!
’t Is niet te doen
Met goed fatsoen...

drie

Uren, dagen, maanden, jaren
Zweten, zwoegen, turen, staren,
Dompers, flitsen, mitsen, maren,
Vlogen als een baksteen heen.
En toen was dit boek er, heel veel later.
En kijk maar: wat er staat, dat staat er,
Maar is het klaar en afgerond? O neen!
Af is een vertaling pas
Met Pruimpasen, met Sint-Juttemis,
Als de katten ganzeneier leggen,
Als de kalveren dansen op het ijs,
Als de kiekens tanden krijgen,
Maar toch ook een beetje
Bij het krijgen van de Aleida Schotprijs.

Dank u.

Muziek
Amsterdam Jeugd Kamer Orkest (AJKO)
A. Dvořák, Strijkkwartet No. 12 (I. Allegro ma non troppo)

Voordracht
Robbert-Jan Henkes en Elena Pereverzeva
Een selectie uit Bij mij op de maan

Muziek
Henriette Schenk (zang) en Ellen Boers (accordeon)
Russische kinderliedjes en andere liederen



biografische schets

Robbert-Jan Henkes werd in 1962 te Eindhoven geboren. Hij groeide op in het dorp Heeze en leerde daar een bruggetje maken met zijn vingers en welke personages Mozes door de Rode Zee achtervolgden, van Sneeuwwitje tot Donald Duck. Na het gymnasium ging hij geschiedenis studeren in Amsterdam.

Begon met Frans Bakker en Erik Bindervoet tijdens de bezetting van het Historisch Seminarium (‘Tegen Vervroegde Invoering Experimentele Tweefasenstructuur’) op 30 maart 1982 een tijdschrift dat een strijdschrift en een schotschrift was, Platforum geheten, met verslagen van plenaire bezettersvergaderingen, spotprenten en vrolijke laster & hetze ten koste van alles & iedereen. Het blad groeide uit tot een literair-maritiem-filosofisch, onregelmatig maar geregeld verschijnend tijdschrift voor kennisvelden die in de belangstelling staan, met name de voyagiën van Kapitein Iglo, de vertaling van Finnegans Wake en Ugly Poëzie in al haar verschijningsvormen en geledingen, van expliciete lyriek tot aarzelende, in kalendervorm gegoten, eerste vertalingen van kindergedichten van Marsjak, Tsjoekovski en Charms (Matsjoecha). Eind 1989 kreeg hij met Elena Pereverzeva dochter Liza, die de inspiratiebron vormde voor de vertaalde kindergedichten.

rjhfoto

Met Erik Bindervoet schreef hij stukken voor Hollands Maandblad en het NRC-Handelsblad (onder andere). In 1989 verscheen hun Bildungsroman Autobiografie van een polemist, gevolgd door hun eerste evangelie De intocht van Christus in Amsterdam. Een beknopt overzicht van de vertalingen die zij samen maakten staat hieronder. Als eigen werk schreven zij onder meer ook nog het reisverhaal Wijdlopige, brede en waarachtige beschrijving van de ongelukkige reizen van het schip de Visstick en haar gezagvoerder Captain Iglo (met Frans Bakker, René Windig en Eddie de Jong), hun omgewerkte afgekeurde eindscriptie Arthur Schopenhauer: een oorlogsverklaring aan de geschiedenis, een Nederlandse Ulysses (Bloemsdag), een kinderbewerking van Macbeth (Mackbeth) en het kindermuziekprentenpoëziespektakelboek De mannen van Minsk.

Na Bij mij op de maan schreef hij zelf door aan kindergedichten, uitgegeven in Jij met mij (geïllustreerd door Marga van den Heuvel) en Wit als een wat (geïllustreerd door Charles Michels).

In 2017 ontving Robbert-Jan Henkes de Filter Vertaalprijs.



belangrijkste literaire vertalingen

Samen met Erik Bindervoet:
W. Shakespeare, Hamlet, De Harmonie, 2000
James Joyce, Finnegans Wake, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2002
Help! The Beatles in het Nederlands, Nijgh & Van Ditmar, 2003, 2006
Bob Dylan, Liedteksten 1, 2 en 3, Nijgh en Van Ditmar, 2006, 2007, 2016
Karl Kraus, De laatste dagen der mensheid, De Harmonie, 2008
James Joyce, Ulixes, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2012
W. Shakespeare, Koning Lear, De Harmonie, 2012
James Joyce, Zelfportret van de kunstenaar als jonge man, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2014
James Joyce, Dublinezen, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2016
Bob Dylan, Tarantula, Nijgh en Van Ditmar, 2017
The Beatles, Alle 214 goed, Rainbow, 2018
James Joyce, Varia, Athenaeum-Polak & Van Gennep, te verschijnen


Solo:
Andrej Tarkovski, Hoffmanniana, Rothshild & Bach, 1990
Anatoli Mariëngof, Cynici, Perdu, 1993
Anatoli Mariëngof en anderen, 8 imaginistische manifesten 1919-1924,
Platforum 111, 1994
Anatoli Mariëngof, Echt & De zonnenbanketbakkerij,
Platforum 113, 1995
Anatoli Mariëngof, Roman zonder leugens, Perdu, 1995
Sergej Jesenin, De zwarte man, Het laatste Russische dranklied,
Platforum 124, 1996
Matsjoecha! (gedichten van Marsjak, Tsjoekovski en Charms),
Platforum 125, 1996
Anatoli Mariëngof, Etalage van het hart, Platforum 132, 1997
Dostojevski heeft geld nodig-kalender, Filosofie Magazine, 2001
Tijger op straat, Russische gedichten voor kinderen 1917-1940, geïllustreerd door Erik Bindervoet, Hoogland & Van Klaveren, 2009
Andy Stanton, Je bent een slecht mens, meneer Gum! (en vijf andere delen), Hoogland & Van Klaveren, 2009-2015
Bij mij op de maan, Een keuze uit de Russische kindergedichten vanaf de zeventiende eeuw, Van Oorschot, 2016
Mike McCormack, Dag der zielen, Lebowski, 2017
En weg was haar neus, Bakerrijmpjes, Nursery Rhymes, Van Oorschot, te verschijnen.